Ik ken dit gezicht van mijn moeder, dit gaat niet goed aflopen. Ergens wil ik mijn moeder tegen houden, maar toch ook weer niet. Ik blijf zitten zoals ik zit en spits mijn oren. ‘Hoe durf jij je hier nog te vertonen? Wie denk je wel niet dat je bent?’ hoor ik mijn moeder schreeuwen. ‘Maak dat je weg komt voor dat het uit de hand loopt!’ Op dat moment parkeert mijn vader zijn auto op de stoeprand waar ik sta te wachten. Boos stapt hij uit en smijt zijn autodeur met een keiharde knal dicht. ‘Wegwezen jij!! Jij hebt hier niks meer te zoeken! Laat ik je niet nog een keer in de buurt van Lotte zien. Opdonderen.’ Ook Lars arriveert en loopt direct op ze af. ‘Geen idee wat hier gaande is, maar zullen we dit nu even laten voor wat het is? Lotte naar huis brengen en in bed leggen is nu even het belangrijkste.’ Ik probeer mijn rolstoel om te draaien om te zien wat er gebeurt, maar ik heb er de kracht niet voor. Lars komt naar mij toe gelopen en rijdt mij naar de auto van mijn ouders. Mijn vader opent het portier en met hun hulp stap ik, zonder Anouk ook maar een blik te geven, in de auto. ‘Gaan jullie maar vast, ik breng de rolstoel wel terug.’ zegt Lars. ‘Kom je ook naar het huis van mijn ouders toe Lars?’ ‘Als jij dat wil, dan kom ik erachter aan Lotte. App het adres even.’ Vraag me niet waarom, maar ik heb Lars graag om mij heen op dit moment. Ook al ken ik deze jongen nauwelijks, het voelt vertrouwd. Mijn ouders stappen in en we rijden weg. Terwijl wij weg rijden, kijk ik in de spiegel en zie ik Anouk verslagen staan. Lars loopt haar straal voorbij. Ik app Lars het adres van mijn ouders huis en de rest van de weg staar ik door het raam naar buiten. Niemand zegt wat. Er gaan zoveel gedachtes door mijn hoofd heen. Ik probeer alles op een rijtje te zetten, maar het lukt niet.